19 maart 2021
Woningcorporaties zijn niet de melkkoe van de woningmarkt
Nog één keer pakken de woningbouwcorporaties de rekening op. Om Vestia overeind te houden, betalen we de rente op hun nog openstaande schulden. Maar politici moeten begrijpen dat de sector niet langer hun melkkoe is. Als we de woningnood echt willen terugdringen moeten de woningcorporaties eerst weer financieel gezond worden gemaakt. Een idee voor de kabinetsformatie?
Pijnlijke keuzes bij woningcorporaties
Uiteindelijk blijkt sectorsolidariteit nog net iets zwaarder te wegen dan de zorgen om de eigen liquiditeit. De woningbouwcorporaties zijn deze week overeengekomen de rentebetalingen over te nemen op de miljardenschulden van hun noodlijdende collega Vestia. Maar schoorvoetend, dat wel.
Want deze dure solidariteitsbijdrage komt op een slecht moment. De meeste woningbouwcorporaties teren al jaren in op hun sociaal vermogen. Geschat wordt dat de gezamenlijke verliezen in 2035 zullen zijn opgelopen tot 35 miljard. Daarmee is een kwart van het vermogen verdampt dat nodig is om de doelstelling (het bouwen en onderhouden van betaalbare woningen) te realiseren. Nu al moeten pijnlijke keuzes worden gemaakt. De komende jaren worden 125.000 sociale huurwoningen minder gebouwd en zal de modernisering en verduurzaming van ten minste 50.000 bestaande woningen worden uitgesteld. En daar komt de extra Vestia-last dan nog eens bovenop.
De politiek moet misvattingen herzien
Daarom is het hoog tijd dat we de diepere oorzaak van het financiële probleem van de sector benoemen: landelijke en gemeentelijke politici zien ‘hun’ woningcorporaties nog altijd als melkkoe, een onuitputtelijke financieringsbron voor nieuwe ambities op de woningmarkt of voor de compensatie van beleids- of budgettegenvallers. Nog altijd denkt men daar in meerderheid dat het er niet op kan, en dat financiële malheur slechts het gevolg is van incidenteel mismanagement of een scandaleuze greep in de kas. Ten onrechte.
Deze hardnekkige misvatting is er mede de oorzaak van dat de sector is opgezadeld met een lastenverzwaring die de draagkracht te boven gaat. Zo moeten woningcorporaties sinds enkele jaren verhuurdersheffing en vennootschapsbelasting betalen. Ook kregen ze – zonder noemenswaardige compensatie – de voortrekkersrol toebedeeld in de (dure) verduurzaming van de woningvoorraad en het van het gas halen van huurwoningen. Omdat de woningcorporaties deze extra lasten niet kunnen (en willen) doorberekenen in de huurprijzen, wordt hun sociaal vermogen geleidelijk uitgehold.
Haal de woningmarkt van het slot
Juist nu de woningnood hoog is, en iedere weldenkende politieke partij in de aanloop naar de verkiezingen de bouw van meer betaalbare woningen heeft beloofd, moeten politici zich realiseren dat een financieel gezonde sociale woningbouwsector een basisvoorwaarde is voor een gezonde woningmarkt.
Als woningcorporaties zijn we het ventiel van de woningmarkt. Draai je onze toevoer dicht door ons te zware lasten op te leggen, dan wordt er ook verderop in de keten minder gebouwd en verduurzaamd. Maar draai je de kraan open door onze investeringsruimte te vergroten, dan creëer je een hefboomeffect dat de hele bouw- en verduurzamingsketen in staat stelt om meer te doen.
Daarom is het een goede maatschappelijke investering om niet langer vennootschapsbelasting te heffen bij een nutsbedrijf als een woningcorporatie. Haal vooral ook een streep door de verhuurdersheffing. Tot dusver is door de sector al tien miljard (95 procent van de opbrengst!) betaald aan deze als belasting vermomde straf op verhuren. Geef dit bedrag terug als extra investeringsimpuls. Juist nu het geld goedkoop is, levert dat extra sociaal, economisch en politiek rendement op.
Alleen op deze manier haal je de woningmarkt van het slot. Het weer financieel gezond maken van de woningcorporaties is dan ook een onderwerp dat in het regeerakkoord van de volgende kabinetsploeg thuishoort. Met stip.